Klimaatonderlegger - 't Laar

Uit verbreed Gemeentelijk rioleringsplan, door Jansen Gebiedsinnovatie

De kernen en bedrijventerreinen (rood)
Dit zijn de kernen, bedrijventerreinen, boerenerven en de kleinschalige gebouwen in het buitengebied.
Dorpskernen: De opbouw van de kernen is dicht en stenig. Vooral de kernen Schijndel, Veghel en Erp hebben weinig groen. De natuurlijke ondergrond bestaat vooral uit zand. Deze is tot op beperkte diepte goed doorlatend met een leemhoudende onderlaag. Op zich geschikte gebieden om water te infiltreren. Maar door de vele stenen oppervlakten is daar in het verleden weinig ruimte voor gemaakt.
Het gevolg is dat de sterk afhellende delen geen last hebben van wateroverlast, maar de lagere delen wel. Deze ophoping van water kan bij piekbuien tot veel wateroverlast leiden.
Ventileren binnen de dichte kernen is lastig. De warmte blijft er langer hangen. Daardoor voelt men ondanks de verkoelende werking van de omgeving toch nog hittestress. Deze eigenschappen in relatie tot meer droogte en hitte zorgen dat de conditie van het klimaat-regulerende groen achteruitloopt.
Een ander belangrijk onderwerp is de opbouw van de bodem. Vooral de langsduinen waar de kernen St Oedenrode, Schijndel en Veghel op liggen, rusten op een leemhoudende ondergrond. Wanneer bij graafwerkzaamheden deze ondergrond beschadigt leidt dit tot het wegstromen van grondwater en inklink van de bodem. Dit heeft gevolgen voor fundering, leidingen, riolering en verharding.
Bedrijventerreinen: Het onderdeel bedrijventerreinen vraagt bijzondere aandacht. Deze terreinen kenmerken zich door de grote rode oppervlakten. De woongebieden door de kleinere rode oppervlakten. De bedrijventerreinen liggen vaak in de lager gelegen randen,  zij dragen duidelijk bij aan wateroverlast en hittestress. Door de grote gebouwde oppervlakten zijn er veel daken die hitte veroorzaken. Ook moet daar heel veel neerslag worden weggevoerd. Dit kan 2 tot soms 3 keer zo veel zijn van de hoeveelheid af te voeren water.
In de randen zijn bergingsbasins aangelegd. Maar het is niet zeker of dit voldoende is gezien de kleine infiltratiecapaciteit van de bodem. De grote dakoppervlakten en stenige delen zorgen ook voor veel hittestress. Veghel ligt in de windrichting van deze bedrijventerreinen en ontvangt zo warme lucht van het bedrijventerrein.
Met kleine maatregelen kan dit opgelost worden. Bijvoorbeeld met waterdoorlatende verharding en ruimte voor groen dat water kan opnemen (grondgebonden of door middel van groene gevels en daken). Zo ontstaat ruimte om water op te slaan, in de grond te laten zakken en goede groeicondities voor groen te maken. En dat is weer goed voor de biodiversiteit en leefbaarheid.
Boerenerven, bedekte (tuinbouw)bodems en kleinschalige bebouwing buitengebied: De ontwikkelingen in het buitengebied vragen om nieuwe ideeën voor een vitaal en klimaatadaptief platteland. Er zijn redelijk veel bedrijven die aangeven te stoppen en nieuwe ontwikkelingen als de energietransitie vragen veel ruimte.
Het is belangrijk om een gezonde mix te hebben, waarbij verschillende vormen van grondgebruik elkaar en het klimaat sterker maken. Kleinschalige (recreatie)woningen op de hoge zandgronden zouden bijvoorbeeld samen kunnen gaan met autarkische woonvormen. In de lage natte delen kunnen meer combinaties met de energietransitie, teelt van biomassa, voedselbossen en waterberging gezocht worden.

Stagnatiekommen (paars)
Dit zijn komvormige laagten op een weinig doorlatende, fijnzandige bodem. Hierdoor zal water dat niet snel genoeg weg kan sneller tot wateroverlast leiden. Deze laagten zijn trouwens ook de plekken waar de lucht blijft hangen. Dit kan mede daardoor tot een slechtere luchtkwaliteit in de kommen leiden. Het is extreem in de komvormige laagte tussen de snelweg (A50) en Veghel. Zoals hierboven aangegeven stoppen veel boeren en is het VAB-vraagstuk levensgroot. De vraag is of de bedrijven een nieuwe bestemming kunnen krijgen die past bij het grondgebruik van de toekomst.

De heidevlakten (groen)
Dit zijn de vlakke, licht hellende gebieden op de overgang van hoog naar laag. Deze gebieden hebben het meest stabiele en goede klimaat binnen de regio. Een goede waterhuishouding en een vlakke, licht hellende ligging met voldoende groen zorgen daarvoor. Wel zal in de toekomst een herverkaveling nodig zijn. Hierbij werkt men van een water-afvoerend naar een water-circulerend systeem toe. Dit om de waterneutraliteit van de gemeente groter te maken en het grondwater goed te kunnen aanvullen. Zo kunnen de lagergelegen kwelbossen langzaam aan gevoed worden.

Kwel en leembossen (blauwgroen) 
Dit zijn de laagstgelegen delen in de gemeente. Zij liggen aan de westelijke kant van de gemeente. De minst lage delen worden gevormd door kwelbossen en zijn door een terugtrekkende grondwaterstand langzaam aan het verdrogen. Kwelgebieden zijn en worden steeds meer gebieden waar het water in de bodem trekt. Dit gaat ten koste van de bijzondere, aan kwelwater verbonden natuur.
De laagstgelegen leembossen hebben ook te maken met steeds meer droogte. De droogte wordt hersteld door gebiedsvreemd water in te laten. Dit vormt een bedreiging voor veel inheemse aquatische natuur zoals een unieke kreeftensoort die in kwelwater-milieus leeft.

Zandvingers (geel)
Dit zijn hogere zandige en doorlatende delen in het landschap. Ze liggen op de overgang van hoog naar laag of worden gevormd door zandige oeverwallen. Deze liggen als zandvingers in het landschap. Het zijn delen die steeds droger worden.  Ze kunnen goed water opnemen, maar zijn wel gevoelig voor lange periodes van droogte en wateroverlast in sterk verharde delen. In de hellende delen zal een run-off ontstaan waardoor lagere delen extra water moeten opnemen.
De kansen in dit gebied liggen vooral in het gebruik van de hogere ligging in het landschap en het goed water opnemend vermogen.

Dommeldal (donkerblauw)
Dit gebied is een diep ingesleten rivierdal door steilranden omgeven. Het gebied bestaat uit kleine natte hooilanden met een hoge natuurwaarde. Ondanks dat het regelmatig overstroomt is er sprake van een klimaatrobuust systeem. De hoge grondwaterstanden zorgen voor minder grondgebruik en meer kansen voor natuur en recreatie.
Als krachtige snelstromende rivier met van oudsher watermolenbiotopen zijn er mogelijkheden om in beperkte mate energie uit stromend water te winnen.  De ernaast gelegen lagere delen tussen Liempde en St Oedenrode zijn onderdeel van een vloedvelden- en raatakkersysteem. Dit is erg geschikt voor waterberging. Het systeem heeft mogelijk een verdedigende werking gehad. Het zou een voorloper van de later aangelegde waterlinies in Brabant kunnen zijn.

Om een kaart te vergroten klikt u op het icoontje rechtsbovenin.

Klimaatonderlegger kaart
Klimaatonderlegger kaart

Klik hier om terug te gaan naar het de achtergrondinformatie van 't Laar